Op ons stationnetje zat ik braaf te wachten op de trein. Een
oud mannetje kwam aangelopen met een fiets aan de hand. Vlekken op zijn jas en
broek. Een stoppelbaard van een paar dagen. Vieze nagels. Hij parkeerde de
fiets voor het bankje waarop ik zat en hij kwam nét iets te dicht naast me
zitten. Gelijk begon hij een gesprek. In gebrekkig Duits. Of ik naar de stad
ging. Wat ik ging doen. Zijn tanden waren scheef en heel geel. De man kreeg van
mij geen antwoord maar in plaats daarvan vroeg ik hem waar hij vandaan kwam.
Nou, hij was alleen. En hij woonde sinds kort in ons dorp. Alleen. Hij was
Duitser. ‘Keine Frau’. Hij ging met de trein naar de stad. Alleen. Ook de fiets
ging in de trein. Maar hij was altijd alleen. Of ik ook koffie dronk? Hij had
lekkere koffie. En of ik zin had om een keer koffie bij hem te komen drinken. Want
hij was toch zo alleen. Normaliter zou ik verlegen gezwegen hebben maar ik was
zijn opdringerige alleen-zijn zat. En als ik iets heb geleerd de afgelopen tijd,
dan is het wel dat ik mijn mening niet altijd voor me hoef te houden.
Dus heel resoluut antwoordde ik “nee, ik kom niet bij u op
de koffie. U moet iemand van uw eigen leeftijd zoeken die ook alleen is en daar
lekker een kopje koffie mee gaan drinken. Verder heb ik geen zin meer om met u
te praten”. Ik stond op en verhuisde 20 meter verder op ons stationnetje. Klaar.
De oude man bleef ook vanaf een afstandje onverstoorbaar tegen me praten. Hij
was zo alleen. Juist. Ik was er alleen een beetje klaar mee en parkeerde mezelf
in de negeer-modus. Gelukkig kwam de trein snel en de man verdween in een
andere coupé. Wat een opluchting.
Eenmaal in de trein nam ik plaats tegenover een mevrouw. Ze
groette me kort met een ´Gutentag´. Verder zweeg ze. Gelukkig. Rust.
Nou vind ik het leuk om zo nu en dan eens mensen te observeren.
In dit geval had ik zeven minuten de tijd. Zo lang doet de trein er namelijk over
om van ons dorp naar de stad te railen. De zon scheen op haar gezicht. Haar jas
hing half open en haar telefoon lag losjes in haar hand. En ineens zag ik ‘m.
Onderaan haar kin. Daar hing een enorme dikke zwarte haar van ruim 1
centimeter. Eentje. De zon accentueerde de eenling nog even wat extra doordat
ze uit het raam bleef kijken. Op de een of andere manier kon ik nergens anders
meer naar kijken. Wát een enórme haar…
De vrouw zag er, behalve die vreselijke uitgroei onderaan
haar kin, netjes uit. Bij het opbrengen van haar make-up móet ze die haar toch
een keertje tegenkomen? Of bij het tandenpoetsen? Waarom zegt haar partner dat
niet?
Och jee… Allerlei gedachten flitsten door mijn hoofd. Ze is
vast alleen. Ze heeft niemand die haar vertelt dat ze er zo’n enorme stoppel had
zitten. Hee… Ze is Alleen… Ik kon een grijns niet onderdrukken. Spontaan kreeg ik
het idee om haar te koppelen. Aan die eenzame vervelende Duits sprekende man
die ik eerder was tegengekomen.
Door de luidsprekers klonk echter op gebiedende toon ´uitstappen
in rijrichting links´.
We verlieten allemaal dezelfde trein.
Alleen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten