maandag 11 maart 2013

Marktperikelen


Toen onze kinderen klein waren ging ik praktisch iedere week naar de markt. Op zaterdag zette ik ze dan in de auto of bus en gingen we richting Enschede. Vervolgens drukte ik de kleintjes behoedzaam en vakkundig in kinderwagen of buggy door de mensenmassa en haalde ik kaas, eieren, groente, fruit, verse bloemen en wat al niet meer. De visboer en zijn klanten konden zich wekelijks vergapen aan onze jongste die als ukkie kwam vragen om een haring met uitjes. Naar de markt gaan was voor ons altijd een feest! 
In het begin liep ik nog kriskras over de markt. Dan liep ik na een paar minuten al met die zware onmogelijke groentetasjes te sjouwen waardoor ik geen bloed meer in mijn vingers had. Maar later was ik een échte marktkenner. Ik kon je precies vertellen welke kraam waar stond en had een ‘eigen route’ op de markt. Het was een vertrouwde winkelplek van me geworden.
Op een dag was ik samen met mijn moeder en onze kinderen op de markt. Tijdens het afrekenen bij een kraam piepte onze oudste er ineens tussenuit. Ze was binnen een paar seconden in geen groentevelden meer te bekennen. Paniek alom en al gauw waren we met veel mensen aan het zoeken naar een blond meisje met een rood jasje. Maar waar we ook zochten en hoe hard we ook riepen, geen kind...
Op dat moment ging ik echt een stukje dood. Ik kon niet meer helder denken. Het leek of ik in een slechte film was beland. Alles werd wazig en er heerste totale paniek. Na enkele minuten (het leken wel uren) riep de toenmalige marktmeester door zijn omroepinstallatie “wil de moeder van een klein meisje met een rood jasje zich naar het kantoor van de marktmeester begeven”. Nou, ik rende niet, ik vlóóg naar zijn kantoor. 
En ja hoor, daar zat ze. Onze ontsnapte boef. Hoog en droog op de balie van de marktmeester met een hele brede glimlach. Ze had het geweldig  naar de zin. Ik stamelde wat, sloot als een idioot mijn dochter weer in mijn armen en verliet razendsnel met betraande ogen het kantoortje. Ik schaamde me diep. Hoe kon ik mijn kind nu kwijtraken?!
Pas uren later besefte ik me dat ik, in alle paniek, zelfs helemaal vergeten was om de vindster van mijn dochter te bedanken. Dus … mocht u dit lezen… mevrouw X, alsnog ontzettend bedankt! 
Om van de schrik te bekomen haalden we ons na deze nachtmerrie gauw een visje.
Natuurlijk. Op de markt.
Waar anders?
Want op de markt was, is, en blijft het voor ons altijd een feest! 

Op verzoek geschreven en geplaatst op http://www.marktvannu.nl/bloggen/blog-lezen-schrijven/entry/marktperikelen

vrijdag 8 maart 2013

Zo je doet...


Als het gesneeuwd heeft dan pakken wij onze sneeuw-veegmachine. We vegen onze oprit en het stoepje in razend tempo schoon. Helaas is de machine behoorlijk luidruchtig waardoor een nachtelijke veegpartij vaak niet erg handig is. Maar soms kan het niet anders door ons werk. Gelukkig heeft nog niemand uit de buurt een klacht ingediend!
Het enige wat je met die machine hoeft te doen is het ding te sturen en er achteraan te lopen. Oké, dat is best zwaar – weet ik uit ervaring – maar ook heel leuk en dankbaar werk. Een beter voorbeeld van ‘resultaatgericht werken’ kan ik me niet bedenken.
Het is echter gebleken dat het beter voor mijn rug is als ik dit werk láát doen. Dus doen manlief en kinderen het. Met liefde. En als we ons eigen stukkie ‘oale groond’ schoon hebben geveegd, lopen we – in een kwartiertje of zo – met die machine de straat even twee keer op en neer. De stoep aan weerszijden  is daarna sneeuwvrij. Doen we graag en we willen er niets voor hebben.
Er wonen in onze buurt veel oudere mensen en die kunnen dan zonder glijpartij een wandelingetje maken. Of een boodschapje doen. En de krantenbezorger en postbode hebben ruim baan. Wijzelf ook als we met de hond gaan lopen. Ach, eigenlijk heeft iedereen die wat in onze straat te zoeken heeft er profijt van. Mooi toch?
Maar… de mensen willen ons op één of andere manier toch steeds bedanken. Rennen manlief na met flessen wijn en er vallen bedankkaartjes in de bus. Van die bibberhand-geschreven kaartjes. Wel lief maar niet nodig! Een bewoner van de achterliggende woningen spande onlangs de kroon. Bertus is zijn naam. Een markante allerhartelijkste persoonlijkheid. Tijdens het uitlaten van onze hond kom ik hem regelmatig tegen en af en toe maken we een praatje.
Bertus belde aan en onze dochter opende de voordeur. Hij vond het zo fijn vond dat wij altijd de stoep in onze straat veegden als het gesneeuwd had… en overhandigde haar toen een doos … met taart! Je kon me die middag -met veegmachine en al- opvegen.
We willen geen bedankjes of cadeautjes. Is niet nodig. Een opgestoken duim is ook prachtig. Zo’n stoepje vegen doen we gewoon graag en met liefde!
Wij vinden het ook de normaalste zaak van de wereld om elkaar op deze wijze voort te helpen.
Want we zijn toch op de wereld om mekaar (om mekaar) te helpen niewaar?
We zijn blij dat we van betekenis kúnnen zijn.
En dan… komt Bertus.
Hij heeft het al niet breed en komt ‘ie verdorie ook nog eens met taart aan de deur.
Voor mij een acuut kippenvelmoment!
Het is zeker waar.
Zo je doet, zo je ontmoet.
Bertus: bedankt!

dinsdag 5 maart 2013

5 maart 1984


Het is 5 maart 1984. 
Hij torende boven de hossende menigte uit en zag haar springen. En zij zag hem. Hij was verkleed als meisje en zij als matroos. Een match. Een vonk. Magie. Een polonaise en een biertje verder en ze stonden zomaar aan de bar te praten. Er was een klik. Niet te beschrijven, alleen te voelen. Het werd later en later maar hij week niet van haar zij.
Hij stond er zelfs op om haar naar huis te brengen. Kon hij gelijk even lekker vrijen. Maar dat wou zij niet. Preuts ten top. Maar een klein kusje kon nog nét. Hij was wat teleurgesteld maar toen ze wou weglopen zei hij de -voor haar- magische woorden “eh, zie ik je nog een keer?” Haar hart maakte een sprongetje. “Tuurlijk joh, morgen ben ik er weer dus dan zie ik je wel weer.”
Snel draaide ze zich om en liep naar de achterdeur.
Gelukkig was het donker en kon hij niet zien dat ze bloosde.

29 jaar geleden.

5 maart.

Het blijft voor mij toch een hele bijzondere dag…



(Note: en ik ben nog steeds heel erg gelukkig met hem )

maandag 4 maart 2013

Gezegend


We zijn gezegend met een waterkoker. 
We: is mijn collega en ik. 
En gezegend: is een groot woord. 
Omdat we geen kraan in de buurt hebben, staan er drie flessen water van een liter naast de waterkoker. Drie. Je zou zeggen, met z’n tweetjes is dat voldoende.
Maar de medewerkers hebben de waterkoker ook ontdekt. Het water uit de automaat is niet heet genoeg waardoor er zo’n mooie schuimkraag op je theewater gaat liggen. En het smaakt naar… naar… oud water. Beetje muffig. Niet goed uit te leggen eigenlijk maar het smaakt naar jakkie-bah.
Dan zou je zeggen, met zo’n waterkoker ben je gezegend. Nou, alles behalve dat. We slepen met die drie flesjes op en neer naar de keuken. Medewerkers koken water, nemen wat ze nodig hebben en vertrekken weer. Aan het eind van het liedje hebben wij geen water meer én een lege waterkoker.
En ineens kwam vanmorgen het verlangen naar een koffiejuffrouw. Met zo’n gezellige schort die al zingend door de gangen loopt met haar rammelende koffiekar. En dat ze dan heerlijk riekende appelflappen of andere koeken in de aanbieding heeft. Zo’n vrouw waar je naar uit kijkt. Die altijd welkom is, ook als je in vergadering zit. Waar je gewoon vrolijk van wordt. Waar je gezegend mee bent. Echt gezegend.
Tot die tijd doen we het met de waterkoker…
Amen