Er was eens… een vrolijk onbezorgd meisje. Haar naam was Isabel. Ze leefde in een wereld vol liefde en geluk. Overal zag ze vrienden en mogelijkheden. En ze was nooit alleen.
Want op haar linkerschouder zat Bengeltje. Die fluisterde Isabel lieve en aardige dingen in. Over wat ze kon zeggen. Hoe ze vriendelijk kon zijn. Hoe ze aardig gevonden kon worden. Dat ze bepaalde dingen niet moest doen. Omdat ze dan misschien iemand zou kwetsen. En ze wou toch zelf ook niet gekwetst worden? Bengeltje had nog veel meer van dat soort lieve-aardige-leuke adviesjes. De hele dag kwaakte die Bengel erop los. En het ging goed met Isabel.
Maar op haar rechterschouder zat Bungel. Isabel noemde hem zo omdat ze niet zoveel met Bungel gemeen had. Hij ‘bungelde’ er maar een beetje bij. Alles wat Bengel voorstelde werd door Bungel de grond in getrapt, genegeerd of belachelijk gemaakt. Bungel had het niet zo op lief, leuk en aardig. Bungel was hard. Knetterhard.
Op een koude donderdagavond loopt Isabel door de stad. Het is koopavond. Dan vindt ze de stad op haar mooist met al die lichtjes en kleurtjes. Ze houdt van deze stad.
Als ze een grote winkel binnen wil gaan staat Isabel even stil in de heteluchtverwarming die gratis de straat op vliegt. Bengel verzucht “ooh, hier is het lekker, blijf even staan om warm te worden!” terwijl Bungel sist “wat ’n energieverspilling! Belachelijk!”. Hoofdschuddend en glimlachend tegelijk loopt ze verder. Dan loopt er een moeder met een nogal brede kinderwagen voor haar. Bengel zegt “Ach kijk, wat een lieve baby’s!” terwijl ze in de kinderwagen gluurt. Bungel snauwt “Mens, sodemieter eens op met die bak! Hoppa, aan de kant. Die blagen van jou hadden al lang in bed moeten liggen.”
Isabel merkt meer en meer dat ze niet in balans is. Want Bungel krijgt de overhand. Hij schreeuwt harder dan Bengel. Bengel wordt stiller en stiller.
Isabel krijgt ook zelf de neiging om zich negatief uit te laten. Over van alles en nog wat. Over de euro. Over programma’s op tv. Over kinderen. Europa. De wereld. Het heelal. Waar ze ook maar een belachelijke bewoording van kan maken; ze zit er bovenop. Middelvingers schieten omhoog. Vingers wijzen naar haar voorhoofd. En daarbij spreekt Bungel slecht over Bengel. Alle remmingen leken weg bij Isabel. En terwijl Bungel al bozer en roder wordt, zit Bengel er maar witjes bij…
Isabel mist Bengel. Ze mist de liefde en tederheid. Ze merkt dat ze door Bungel wordt gemaakt tot een persoon die ze niet wil zijn. Bengel fluistert af en toe nog wat, maar over het algemeen is het stil…
En dan, ineens, is Isabel het zat. Ze kan er niet meer tegen. Het vreet haar op. Het kost haar meer en meer energie. En dat allemaal door die vervelende Bungel! Altijd dat gestuntel met andere mensen. Altijd negatief. Ze voelde steeds vaker hoe zwaar hij op haar schouder leunde. Hoe hij de overhand had bij haar woorden en beslissingen.
Uiteindelijk kwam Isabel tot de conclusie: de knop moest om. Die Bungel moest weg. Opzouten. Weg ermee. Het land uit. Of beter nog: de wereld uit.
“Ja maar” zo fluisterde Bengel, “die Bungel meent het niet zo…”
Waren dat nou de woorden van een softie? Een zacht ei? Nee, het waren de woorden uit een goed hart.. Wat een lieverd. Het hart van goud had gesproken.
Isabel dacht na en ze stuurde Bungel uiteindelijk op cursus naar zo’n ‘tsjakka’-goeroe. Daar kon hij op zoek naar evenwicht. Naar liefde en respect. Naar yin en yang. Positief zijn. Geluk zoeken en vasthouden.
En allemaal moesten ze vergeten en vergeven. En samen doorgaan. Sámen op weg naar een mooie zinvolle toekomst.
En het mooie van dit verhaaltje is natuurlijk: ze leefden nog lang en gelukkig!
De moraal van het verhaal: probeer het positieve in het leven te zoeken, te vinden en vast te houden. Het maakt alles zoveel gemakkelijker.
Was het een sprookje? Dat hoop ik niet.
Want ach, die Bengel…
Is soms nét een engel….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten