Daar staat hij. Voor mijn deur. Ik heb zo’n vreselijke hekel aan hem! Dat komt omdat hij ook vreselijk ís. Een rotzak is het. Als hij bij me is merk ik dat andere mensen me mijden. Begrijpelijk. Niemand mag hem...
Maar ja, áls hij er eenmaal is kan niemand om hem heen. Ook ik niet. Daarbij komt dat hij meestal onaangekondigd arriveert. En dan is hij ook meteen zo nadrukkelijk aanwezig.
Dit keer heb ik hem eigenlijk wel zien aankomen. Ik had hem namelijk al lange tijd niet gezien. En dan kan ik hem een keer verwachten hè? Nou, daar gaan we…
Zonder twijfel klopt hij aan. Want de bel doet het niet. Ik negeer hem. Kijk snel de andere kant uit. Hoop dat hij verdwijnt. Nee, hij verdwijnt niet. Maar ik doe niet open. “Blijf waar je bent!” denk ik. En omdat ik hem niet wíl zien lijkt het even alsof hij toch het hazenpad gekozen heeft. Maar dan, als ik even de deur open een kier zet, is hij al naar binnen geslopen. Geruisloos staat ie voor mijn neus…
Het lijkt ook dit keer alsof ik niet aan zijn aanwezigheid kan ontkomen. Eigenlijk wil ik hem verbannen. Hem uit mijn leven houden. Voor eeuwig en altijd. Misschien dat er ooit een tijd komt…
Hij raakt me aan maar ik sla hem bij me weg. Ik kan hem nu niet gebruiken met zijn geëtter. Hij komt altijd op het moment dat ik geen tijd voor hem heb. En hij vraagt altijd zoveel tijd. En energie…
Maar dan, ineens, heeft hij me helemaal in zijn greep. Een siddering gaat door mijn lijf. Hoe doet hij dat? En waarom moet hij mij hebben? Terwijl ik me uit alle macht probeer van hem los te trekken blijft hij aandringen. En of ik wil of niet, hij krijgt me zover. Met niet al te veel moeite sleept hij me mee naar mijn slaapkamer. Daar, in mijn bed, ben ik alleen met hem. En hij doet met me wat hij wil. Mijn lijf schreeuwt het uit maar mijn keel en lippen zijn droog. Ik zwijg…
Kotsmisselijk word ik van hem. Ja, soms kan hij vreselijk misselijkmakend zijn. Ik ben radeloos. Iedere poging om mijn bed te verlaten wordt door hem met een schijnbaar eenvoudige beweging afgestraft. Uiteindelijk heb ik helemaal geen kracht meer. Geef me helemaal aan hem over. O wat voel ik me een slappeling als hij bij me is. En zielig.
Maar niemand kan me helpen.
Hij is en blijft mijn probleem.
En nu heeft hij me helemaal...
De griep.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten